AMICITIA MAAKT ER EEN FEESTJE VAN MET ROSSINI
In een uitverkocht huis – De Schutse te Uithoorn – gaf oratoriumkoor Amicitia op vrijdag 29 november j.l. haar najaarsconcert. Samen met vier zangers en drie instrumentalisten bracht het koor onder de enthousiasmerende leiding van dirigent Toon de Graaf de Petite Messe Solennelle van Rossini (1792-1868). Amicitia maakte van dit bijzondere werk een feestje: een feest voor het oor, maar ook een feest voor de ruim zestig koorleden om zo’n stuk te mogen uitvoeren. Want Rossini schrijft hele ‘lekkere’ en soepele koormuziek, die heerlijk is om te zingen.
Kyrie
Aan het begin van het concert klonken de ‘opwarmers’ – twee korte stukken van Elgar en Brahms – nog wat onzeker en weinig dynamisch, maar zodra de instrumentalisten het gepuncteerde ritme van het Kyrie inzetten, gevolgd door het koor, ging het bergopwaarts. De mysterieuze, verwachtingsvolle sfeer werd goed getroffen. ‘Christe eleison’, het middendeel zonder begeleiding, klonk mooi verstild. Bij de reprise van het Kyrie liet Toon de Graaf zijn koor net even anders en nog wat expressiever zingen dan de eerste keer. ‘De toon’ was gezet, dit beloofde veel goeds.
Gloria
De inzet van het openingskoor van het Gloria door de vrouwen was geweldig en stond meteen als een huis. Bij het ‘Et in terra pax’ was het samenspel tussen koor en solistenkwartet prima, het ‘Adoramus te’ klonk mooi innig.
En ja, dan moet het koor vier solo-aria’s lang wachten tot het weer aan de bak mocht. In het ‘Gratias agimus tibi’ voor alt, bas en tenor vond ik in eerste instantie de bas iets teveel vibrato gebruiken en te luid zingen in verhouding tot de twee anderen. Gelukkig kwam dat verderop in het stuk op z’n pootjes terecht en klonken alle drie goed samen.
De tenor zong het ‘Domine Deus’ met veel bravoure en in het rustigere middendeel mooi verstild. De Rossini-humor in de pianobegeleiding kwam goed uit de verf. Ik moest even wennen aan de stem, die eerst wat schel klonk, maar allengs wat rustiger werd, helder en licht.
In het ‘Qui tollis’ pasten de stemmen van de sopraan en de mezzo-sopraan heel goed bij elkaar. Piano en harmonium gaven hem van jetje: super. Het ‘Qui sedes’ (Die zit aan de rechterhand van de Vader) bezorgde mij kippenvel, zo gedragen en krachtig gezongen.
Het ‘Quoniam tu solus sanctus’ leek wel een heroïsche aria uit een opera. Opvallend: de bas zong uit het hoofd, wat hem heel veel vrijheid gaf. Het volume van de stem was nu goed en ook het vibrato was beter gedoseerd dan in het ‘Gratias’. Voortreffelijk – en dat bijna tien minuten lang.
En toen kwam het hoogtepunt van het Gloria: de slotfuga. Nu mocht het koor eindelijk weer uitpakken – en dat deed het. In de complexe structuur van een fuga is het hondsmoeilijk om de boel strak bij elkaar te houden en tegelijk ook nog expressief te zingen. Maar dat slaagde helemaal, en meer dan dat: het klonk moeiteloos. De dirigent zweepte het koor tot het uiterste op, alles klonk feestelijk en vreugdevol, het zangplezier spatte er vanaf. Aan het eind kwam nog een versnelling en toen het slotakkoord. Een staande ovatie was hier al op zijn plaats geweest.
Samen plezier maken
Eigenlijk was dit gedeelte kenmerkend voor het hele concert: samen plezier maken met Rossini, die zichzelf en het geloof niet zo serieus neemt en dat ook laat doorklinken in zijn muziek. Er zitten muzikale grapjes in, soms klinkt het haast als een opera, uitbundig, dan weer innig en verstild. ik heb gehoord dat Toon de Graaf tijdens een repetitie gezegd heeft: ‘Deze muziek maakt je tien jaar jonger’. Dat had hij goed begrepen en dat heeft hij ook op uitstekende wijze laten doorwerken in zijn interpretatie van deze wonderlijke mis.
Na de pauze
Helaas werd na de pauze niet meteen begonnen met het Credo, maar met een instrumentaal stuk van Franck. Daar begreep ik niets van. Op zich is het een mooi stuk, waarin ook het harmonium van zich kon laten horen, maar het voegde niets toe.
Integendeel, het haalde de vaart uit de avond (het stuk duurt een kwartier!) en het was een merkwaardige verdubbeling met het Preludio religioso verderop. Ook de keuze om het concert te openen met twee koorwerken van Elgar en Brahms kon ik niet volgen. Wat was er mooier geweest om aan het begin van het concert meteen die geheimzinnige akkoorden van het Kyrie te laten horen en om na de pauze, met de slotfuga van het Gloria nog in de oren, te openen met het Credo? Deze mis duurt om en nabij 80 minuten en de pauze na het Gloria is te billijken. Maar muzikaal en spanningsboog-gezien waren de toevoegingen overbodig.
Credo
Het Credo werd overigens prima uitgevoerd. Hebben jullie de tempo-aanduiding gezien? Een grapje van Rossini: ‘Allegro christiano’. Een christelijk allegro – wat dat ook moge zijn. Zoiets als wanneer je een afspraak met iemand maakt en dan zegt : ‘Maar dan wel op een christelijke tijd’… Hoe dan ook, het in vergelijking met het Gloria veel beknoptere Credo klonk voortreffelijk, met telkens die herhaling van ‘Credo’. Er zit maar één aria in: het ‘Crucifixus’, met verschillende gemoedstoestanden, dramatisch en intiem, heel mooi gezongen door de sopraan. Ook hier een slotfuga, zij het niet zo bijzonder als die van het Gloria. Maar koor en solistenkwartet wisten er wel degelijk een indrukwekkend en affirmatief geheel van te maken. Vlak voor het slot een stilte, van waaruit de solisten ‘In unum Deo’ zingen, gevolgd door een krachtig ‘Credo’ van het koor. Klaar. Niets meer aan toe te voegen.
Preludio religioso
Vanaf nu wordt de mis intiemer, persoonlijker. De delen worden korter en doorleefder. In het religieuze voorspel is een belangrijke rol weggelegd voor het harmonium. Dick Luijmes, de harmoniumspeler des vaderlands, slaagde erin om alle eventuele negatieve associaties met de ‘psalmenpomp’ van vroeger weg te spelen. Werkelijk prachtig, deze muzikale voorbereiding op de eucharistie.
Sanctus
In het Sanctus en Benedictus voor koor en solistenkwartet overheerst de eerbied. Het stuk is beknopt, ingetogen, bijna stamelend soms, en wordt een paar keer doorbroken door de lofzang ‘Hosanna in excelsis’.
O salutaris hostia
Dit is wat mij betreft verreweg de mooiste aria van de hele mis: wat een wonderschone, lyrische melodie, zeer goed gezongen door de sopraan. Nu eens verstild, dan weer krachtig in de smeekbede om ‘robur’ en ‘auxilium’, kracht en hulp.
Agnus Dei
Het Agnus Dei is het meest dramatische deel van de mis. Aan het begin keert de sfeer en het ritme van het Kyrie terug. De mezzo-sopraan zingt steeds feller haar smeekbede, die rustig beaamd wordt door het koor, zacht en wiegend: ‘dona nobis pacem’. De intensiteit neemt toe, Toon de Graaf weet samen met koor en solisten de spanning goed op te bouwen, crescendo, en dan de climax: ‘DONA NOBIS PACEM!’. Nog een keer kippenvel.
In het postludium komt alles tot rust – helaas verstoort een rinkelend mobieltje de stilte – en met een krachtig slotakkoord komen we aan het eind van dit feest voor uitvoerenden en bezoekers. De twee pianisten zijn nog niet genoemd: Olga Malkina en Eric-Jan Joosse – ongelooflijk goed, zowel solistisch als in samenspel met elkaar en met het harmonium.
Het aandachtige publiek beloonde Amicitia dan toch om half elf met die staande ovatie, meer dan verdiend. Hulde voor een heerlijke avond met Rossiniaanse ernst en luim!
Ruurd van der Weg